Vermeersch (Etienne), Over god

Zoals iedereen in Vlaanderen weet (mede dankzij zijn grote media-presentie en langjarig professoraat) denkt Etienne Vermeersch veel na over God, geloof en religie. En hij doet dat nog steeds alsof hij op het seminarie bij de Jezuïeten zit (waar hij gevormd is), alleen dan in negatieve zin. Zoals zijn leraren vroeger claimden 100% zeker te zijn van Gods bestaan en dat ook meenden te kunnen bewijzen, zo is Vermeersch 100% zeker dat God niet bestaat en hij kan het bewijzen ook. In Vlaanderen blijft zijn religiekritiek resoneren bij velen (vanwege een soortgelijke opvoeding vermoed ik, en de nog steeds aanwezige verzuiling) en kan dus een essay uit 1992/3 over dit onderwerp een kwart eeuw later nog opnieuw uitgegeven worden: ‘Kort vertoog over de god van het christendom’.

Aan dit initiële essay heeft hij indertijd reeds een postscriptum toegevoegd (op grond van de vele reacties), waarin hij zijn ‘definitie’ van God verduidelijkt: het is de god van het theïsme (eeuwig, almachtig, goed, schepper, etc…). Je mag het ook wel over een andere ‘god’ hebben, maar dat is dan niet die van het traditionele christendom en de doorsnee gelovige. Ook gaat hij in op hoe men een ‘Openbaring’ (heilig boek) leest en welke gevolgen dat heeft voor de argumentatie (gepubliceerd o.a. op de website van Skepsis). Cruciaal is de omgang met de waarheidsclaims in de tekst. Als die onderhavig zijn aan historisch-kritisch literair onderzoek, dan is het een gewoon boek. Als je meer claimt en een oncontroleerbaar gezag verleent aan die teksten, dan is een echt gesprek niet mogelijk. Zelfs niet als je die claims combineert met eerder genoemd onderzoek. Glashelder en onweerlegbaar toont Vermeersch aan dat de positieve onto-theologische claims over het bestaan van God (vanzelfsprekend tot ca. 1700) logisch en wetenschappelijk onhoudbaar zijn, en door de feiten en het verloop van de mensheidsgeschiedenis gefalsifieerd — tenzij men God en natuur of lot gelijkschakelt, maar dan is het een zinledig begrip geworden. Men moet dus of her-definiëren of de hele religie naar het antiquariaat afvoeren (voor deze optie kiest Vermeersch).

Voor deze nieuwe uitgave voegt hij een korte levensbeschouwelijke autobiografie (‘Selbstzeugnis’) toe waarin hij vertelt over zijn levensweg, hoeveel moeite en pijn het hem gekost heeft om zich los te maken uit de waan van zijn jeugd. Hij gebruikt de theorie van ‘cognitieve dissonantie’ (Festinger) om te verklaren waarom gelovige mensen (zoals hij zelf dus ook was) zich zolang verzetten tegen evidente waarheden.

Een tweede toevoeging is het ‘afsluitend nawoord’ waarin hij ook Allah in zijn kritiek betrekt en een kort overzicht geeft van wat er sinds 1992 door anderen over dit onderwerp is geschreven (Dawkins, Hitchens, Harris vs. McGrath, Flew, Hedges etc.). Hij is kritisch voor sommige neo-atheïsten die volgens hem soms niet zorgvuldig genoeg redeneren (bijv. evolutie-theorie bewijst niet dat God niet bestaat, want daar spreekt die theorie zich niet over uit), en maakt brandhout van het simplisme van sommige nieuwe christelijke apologeten. Theologen als McGrath, Lenaers en Kuitert prijst hij voor hun correcte attitude ten opzicht van de natuurwetenschap. Hij begrijpt echter niet wat de meerwaarde van hun godsgeloof dan nog zou kunnen zijn. Als hij de vaagheid van de terminologie die mystiek getinte theologen vaak hanteren, aanklaagt, kan ik hem wel volgen. Dat stoort mij ook. Het doet tautologisch aan en wordt vaak gezemel. Terzijde: vaak ≠ altijd.

Wie Vermeersch een  beetje kent, weet dat hij – met alle respect gesproken – geen gevoel heeft voor ‘verhalen’ waarmee je als mens je wapent tegen het lot. En ik vermoed dat hij een ‘narratieve identiteits-constructie’ minderwaardig vindt aan een wetenschaps-logische. Ik niet. Ook kan hij als rationalist pur sang maar moeilijk begrip opbrengen voor een levenshouding die een onoplosbare (fundamentele) onwetendheid vermoedt, wanneer het op wezenlijke zaken ‘het mens-zijn betreffend’ aankomt : De ‘docta ignorantia’. Hierdoor komt er geen gesprek op gang in dit boekje.

Dat reëel beleefde godsdienst meer te maken heeft met een inter-generationeel saamhorigheidsgevoel en menselijke betekenisverlening tout court, dan met het aanvaarden van een ‘set of beliefs’ ontgaat Vermeersch. En zo hij al weet dat religie een oer-menselijke aangelegenheid is, doet hij daar niets mee, behalve dat als argument gebruiken om de feitelijke waarheidsclaims te desavoueren. Nochtans is het enkel in dat concrete gebeuren (de menselijke religie) dat ‘God’ (maar ook andere lettercombinaties kunnen een soortgelijke spanning veroorzaken) een realiteit is, d.w.z. voor de mensen. Door dit te negeren wordt zijn tekst een luchtgevecht en is het boekje enkel nuttig boekje voor iemand die in kort bestek wel eens een vivisectie wil meemaken van ‘de god van de filosofen’. Verder heeft het namelijk weinig nieuws te melden.

Dick Wursten

Etienne Vermeersch, Over God. Vrijdag Antwerpen 2016, 140 blz., € 16,90. ISBN 9789460014703