Abicht (Ludo), De bijbel, een vrij zinnige lezing

Abichts lezing is vrij zinnig, maar had veel rijker gekund.

Met dit boek wil Ludo Abicht (1936, filosoof, literatuurwetenschapper en publicist) degenen die de Bijbel niet als een heilig boek beschouwen, helpen om de bijbel te gaan lezen. Dat moeten ze doen, vindt Abicht, want anders zullen ze – Westerse mensen bedoelt Abicht – zichzelf nooit begrijpen. Hij geeft hiertoe geen korte samenvatting van de Bijbel, maar wil de lezers de nodige achtergrond verschaffen om zèlf de bijbel te ontdekken. Jammer genoeg kiest Abicht hierbij niet voor een literaire aanpak, maar voor een historische. Hij geeft dus een beknopte ‘Bibelkunde’ (ontstaan, auteurs, historische context, aanleiding, doel). Hierbij volgt hij eigenlijk bijna letterlijk het boek ‘The Bible unearthed’ van Finkelstein/Silberman, waar de oorsprong van de teksten wordt verbonden met archeologisch onderzoek naar het Oude Israel. Dit boek is in het Nederlands in de markt gezet als ‘De Bijbel als mythe’. De teneur is wel duidelijk. Door deze combinatie krijgt de lezer wel een heel simplistisch beeld van de wordingsgeschiedenis van de bijbelse teksten. Dat veel stof in een bepaalde periode (bijv. 7de eeuw, of na de ballingschap) is verzameld, bewerkt, geïnterpreteerd, aangevuld met het oog op de toenmalige situatie, lijkt me correct. Dat hebben Finkelstein/Silberman ook niet ontdekt. Dat is door – voornamelijk – Europese bijbelonderzoekers op een literair-historisch-kritische wijze al meer dan een eeuw geleden blootgelegd en in kringen van bijbelgeleerden algemeen geweten. [Jammer genoeg spreken veel kerkelijk actieve theologen daarover op een zodanig omfloerste wijze dat de ‘gewone lezer’ er maar moeilijk achter komt. Daarom is zo’n boek als dit toch nodig, vrees ik.]

Dit inzicht betekent echter niet dat je kunt stellen dat (zoals Abicht toch min of meer suggereert) dat die teksten op dat moment ‘geschreven zijn’ (met de connotatie: verzonnen, bedacht) en nu niet anders meer gelezen kunnen worden dan met in het achterhoofd het toen beoogde doel. In het voetspoor van Finkelstein/Silberman is dat een politiek doel (rechtvaardiging van het koninkrijk (en koningschap) in Juda door de constructie van een religieuze oermythe). Kort door de bocht: Als de thora vertelt over Jozua die orde op zaken stelt bij de intocht in het land, dan wil eigenlijk koning Josia zijn hervormingsbeleid rechtvaardigen. (Voor de kenners: het Deuteronomistische vertelperspectief dat zeker de thora doortrekt, naast andere!,  wordt verabsoluteerd). Abicht valt dus in de valkuil van de historische reconstructie.

Gelukkig is hij taalgevoelig genoeg om tussendoor vaak met behulp van de teksten zelf te laten zien hoeveel spannender de lectuur is als je het net van betekenissen dat de bijbelse teksten zelf hebben gespannen aan het licht laat komen. Hij doet dat door te wijzen op de manier waarop de Joden zelf met hun midrasj en halacha en later de christenen met de vier-voudige schriftzin die teksten elkaar laten uitleggen (en op die uitleg vervolgens ook zelf nog weer verder doorgaan) en zo de betekenis laten toenemen.

Veel waarde hecht Abicht aan de poëtische boeken (Job) en inhoudelijk prijst hij de Bijbel omdat hij hier bijzondere aandacht ziet voor sociale gerechtigheid en individuele gewetensvorming. Een stelling waarvan Etienne Vermeersch meteen brandhout zou maken, maar dit terzijde. Voor theologen is dit boek niet bedoeld, mensen die bijbels ongeletterd zijn kunnen veel opsteken over de historische achtergrond van een deel van de bijbel, maar blijven op hun honger zitten als ze een ‘leeswijzer’ hadden verwacht. Abichts lezing is dus vrij zinnig, maar had veel rijker gekund.

Dick Wursten

Ludo Abicht, DE BIJBEL. Een vrij zinnige lezing. Vrijdag Antwerpen 2016.  255blz. ISBN 9789460014673. € 19,90