De Knijff (H.W.), Tegenwoordigheid van geest als Europese uitdaging

Draai de rollen eens om en probeer de natuurwetenschappen eens een plaats te geven binnen een overkoepelend geesteswetenschappelijk kader. Daar zullen beide van profiteren, meent de auteur.

H.W. De Knijff, emeritus hoogleraar ethiek en dogmatiek aan de Rijksuniversiteit Utrecht, groot kenner van het werk van O. Noordmans (Geest en Gestalte, 1970), is bepaald geen veelschrijver. Maar de boeken die hij schrijft zijn stuk voor stuk standaardwerken: Sleutel en Slot (over hermeneutiek, 1980), Venus aan de leiband (over seksualiteit, 1987), Tussen woning en woestijn (over milieuzorg, 1995). Dat hij ook nog een boek over de verhouding ‘natuurwetenschap en theologie’ zou schrijven stond in de sterren geschreven gezien zijn jarenlange betrokkenheid bij het werkgezelschap ‘Atomium’, de onofficiële voortzetting van de baanbrekende na-oorlogse intiatieven op dit terrein van C.J. Dippel en J.M. De Jong.

Eindelijk nog eens een boek dat de moeite van het lezen waard is, hoe moeilijk het ook is…

Het boek dat voorligt is de uitwerking van een presentatie die De Knijff daar in 2006 gaf ter gelegenheid van de opheffing van dit werkgezelschap (na ruim 50 jaar). In die zin maakt het ook de balans op van jarenlange intensieve gesprekken tussen natuurwetenschappers en theologen. Bepaald geen simpel onderwerp. Daar komt nog bij dat De Knijff  niet gemakkelijk schrijft. Hij doet echter zijn best om middels résumés en vooruitblikken de lezer onderweg niet kwijt te raken.

Een volledige bespreking is onmogelijk, hier zij volstaan met een overzicht van de inhoud van het boek: Creatief gebruik makend van de titel van Geert Mak’s boek ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’ schetst De Knijff de status quaestionis rond secularisatie, wetenschap en geloof. Hij ziet secularisatie wezenlijk als een vervreemdingsproces, waarbij de objectiverende wetenschappelijk blik de rol van aanjager speelt. De mens raakt van de wereld en zichzelf vervreemd. Alles wordt gereduceerd tot slechts ‘materie en energie’, ook de mens zelf. Deze visie op secularistatie is harder dan die van Charles Taylor, maar doet naar mijn aanvoelen meer recht aan de echte impact van de natuurwetenschappelijke (r)evolutie. Bewust of onbewust wordt het werkelijkheidsgehalte ‘in vraag gesteld’ van alles wat geen fysisch substraat heeft. De menselijke geest verliest zienderogen terrein want is in deze visie slechts acceptabal als een bijproduct van hypercomplexe neurologische activiteit. Met de verdwijnende God – beter: de vanzelfsprekende beleving van realiteit als zinvol samenhangend – is de wereld dus ‘geestloos’ geworden. Parallel daarmee vlucht diezelfde mens steeds vaker in een steeds willekeurigere subjectieve wereld. Verbindingen tussen beide zijn er niet of nauwelijks. De mens wordt een dubbel wezen.

Om hier weerwerk tegen te bieden onderzoekt De Knijff hoe het zover is kunnen komen (h. 3, 4). De geschiedenis van de wetenschappen wordt geschetst vanuit de invalshoek hoe wetenschappelijk kennisverwerving de beleving van de natuur, de geschiedenis en het mensbeeld grondig heeft veranderd. Ook de kentheoretische bakens die daarbij zijn verzet worden helder uit de doeken gedaan. Voor de duidelijkheid: De Knijff aanvaardt de volledige geldigheid van de op deze wijze verworven kennis en accepteert haar methode. De objectivering is een feit en in de technische spin-off  bewijst deze benadering haar validiteit terwijl ze tegelijk onze leefwereld naar haar hand zet.

Het hart van het boek ligt echter in de daaropvolgende hoofdstukken (5 en 6). De Knijff vraagt zich af of bij deze ongelooflijke toename aan kennis er niet ook iets verloren is gegaan. Hij ziet dat gebeuren op het moment dat men het natuurwetenschappelijk paradigma uitroept tot het enige die aanspraak mag maken op ‘ware kennis’. De Knijff noemt dat ‘fysicalisme’ en bepleit daartegenover het goed recht van de geesteswetenschappen. In deze hoofdstukken schetst hij daarvan ook het kader. Dan gaat het over het historische en talige aspect van deze kennis, het approximatief waarheidsbegrip dat erbij hoort, de noodzaak zich bewust te zijn dat het subject een cruciale rol speelt en dus moet worden verdisconteerd binnen het wetenschappelijk kader. Dit is het hart van zijn pleidooi voor meer ‘tegenwoordigheid van geest’. Hier trekt hij met grote argumentatieve kracht lijnen door die hij in zijn vroegere publicaties reeds had uitgezet: op weg naar een radicaal hermeneutische werkelijkheidsbenadering.

Belangrijk is dat De Knijff niet alleen waarschuwt voor de imperialistische tendens van het natuurwetenschappelijk paradigma. Dat is bon ton bij theologen. Vaak gaat dat gepaard met een oproep om het ‘eigen domein’ van de geesteswetenschappen goed te bewaken tegen zulke aanvallen en verder vooral in vrede met elkaar te leven. Dat vindt De Knijff nu juist funest, fataal. Zo bevestig je immers de tweedeling in de Westerse cultuur (subject-object; materie-geest, innerlijk-uiterlijk etc.) en laat je de geseculariseerde mens aan z’n lot over, veroordeel je hem tot een blijvende vervreemding, of op z’n best tot een onverbonden dubbel leven.

Hij stelt als alternatief voor om de rollen om te draaien: Geef de natuurwetenschappen een plaats binnen een overkoepelend geesteswetenschappelijk kader. Hij werkt dit uit in de vorm van een ‘mediale kenleer’ waarbij hij subject en object bewust op elkaar betrekt. Daar kan volgens hem ook de natuurwetenschap alleen maar van profiteren. Zo kan ook zij – beter dan met een fysicalistische bril – recht doen aan het ook aan haar ontsnappende fenomeen van de creatieve menselijke geest die de kennis genereert, ook de natuurwetenschappelijke.

Een beoordeling van zijn theorie zou te ver voeren voor deze aankondiging, maar zijn gedachten zijn zo grondig onderbouwd, zijn argumentatie zo rijk, dat je het niet zomaar naast je neer kan leggen, ook als je er uiteindelijk niet in mee gaat. Hetzelfde geldt voor de drie slothoofdstukken, waarin de auteur probeert aan te tonen dat in deze geesteswetenschappelijke constructie de theologie een cruciale rol moet spelen en zelfs durft poneren dat de christelijke Europese variant daarvan een aantal ‘wezenlijke’ elementen van de werkelijkheid aan het licht heeft gebracht. Hier haak ik toch wel af.

Het is duidelijk. De Knijff heeft een ‘meesterlijk’ boek geschreven, een must voor iedereen die zich wil verdiepen in de materie rond geloof en wetenschap en een aanrader als men ook wel eens wat anders wil lezen dan variaties op de bekende posities.

Dr. Dick Wursten (Stem van het Boek, 2014)

H.W. de Knijff, TEGENWOORDIGHEID VAN GEEST ALS EUROPESE UITDAGING. Over secularisatie, wetenschap en christelijk geloof. Boekencentrum Zoetermeer 2013. € 29,90. 368 blz ISBN 9789023926344