De Waele (Daniël), Vergeten rijkdom

Met dit boek rondt Daniël De Waele zijn trilogie over de bijbelse literatuur af. Z’n eersteling behandelde de tekst van het Nieuwe Testament, d.w.z. bood de lezer op een bevattelijke en niet ideologische manier inzicht in de literaire, historische en tekstkritische aspecten van de geschriften van het Nieuwe Testament. Dit boek verscheen bij uitgeverij Averbode: De ontdekking van het Nieuwe Testament heette het, een mooie en veelzeggende titel. Het tweede boek, Ontluikend christendom, was een logisch vervolg. De uitgave werd verzorgd door Kok-Boekencentrum. Het laat zien hoe christenen met hun verhalen over Jezus de wereld in trokken: ‘Cultuurgeschiedenis van een nieuwe religie in de Grieks-Romeinse wereld’ luidde de ondertitel.

Met z’n derde boek, Vergeten rijkdom, doet de auteur een stapje terug in de tijd. Het Nieuwe Testament kwam immers ook niet uit de lucht vallen. Het bouwt niet alleen voort op het Oude Testament (dat weet iedereen) maar veronderstelt ook een hele reeks andere geschriften, zowel voorafgaand als in parallelle ontwikkeling. Net zoals je het ontluikend christendom niet kunt verstaan zonder de Grieks-Romeinse wereld, zo kun je ook het Nieuwe Testament en zijn doorwerking niet verstaan zonder deze geschriften. Het gaat over ‘Joodse wereldliteratuur uit de klassieke oudheid’, om de ondertitel te citeren. Tot deze categorie hoort ook het Oude en Nieuwe Testament zelf. Of het allemaal tot de ‘wereldliteratuur’ moet worden gerekend wat er toen geproduceerd is, waag ik te betwijfelen. Zo briljant en universeel zijn bijvoorbeeld IV Ezra, Pseudo-Philo, de Kronieken, de boeken der Makkabeeën (echt of apocrief), en Flavius Josephus om me tot deze te beperken, nu ook weer niet.

De auteur brengt in dit boek samen wat de lezer eigenlijk uit de boeken moet kennen om het christelijke evangelie echt in z’n context te kunnen plaatsen. Ze worden summier, maar degelijk behandeld. Een historisch exposé over de periode vanaf de ballingschap tot de tijd van het ontstaan van Talmoed opent het boek. De Tenach – als literaire constructie – krijgt een eigen hoofdstuk, evenals de diverse vertalingen, versies en toelichtingen (Targoems) van wat wij nu kort door de bocht ’de Joodse Bijbel’ noemen. Dan zijn we inmiddels bijna 200 pagina’s ver, en komen de Pseudepigrafen aan bod. Als subtitel draagt dit hoofdstuk: ‘wondere vertellingen’. Vaak vullen deze geschriften (IV Ezra, III Henoch, etc) gaten in de gekende bijbelse verhalen op, of filosoferen (apocalyptisch, moralistisch) verder onder een geleende grote naam. Daarna worden de Dode Zeerollen (‘geschriften van een Joodse sekte’ luidt de ondertitel), de Rabbijnse literatuur (Pirke Avot, Misjna, Tosefta, Talmoed en de Midrasjiem) geëvoceerd en geduid, om af te sluiten met een kennismaking met enkele Griekstalige werken uit de Joodse diaspora. De lijst van besproken boeken zou natuurlijk  nog langer hebben gekund, maar is al indrukwekkend. Of ze ook echt dekt wat er aan Joodse literatuur in de klassieke oudheid is geproduceerd, weet ik niet. Zo had ik zelf – vanuit mijn beperkte kennis van die periode – gehoopt iets te lezen over de Joodse wortels van de Sibyllijnse orakels, maar daarover vond ik niets. Maar wellicht is de belangstelling voor dit soort obscure geschriften een persoonlijke bias van uw recensent.

Zoals ook in de twee andere delen van dit drieluik worden deze geschriften niet in abstracto geschetst, maar middels voorbeelden gepresenteerd. Het is geen leesboek, eerdere een populair-wetenschappelijk naslagwerk. Dankzij de gedétailleerde inhoudsgave en een uitgebreid personenregister is het goed toegankelijk. De bronnenlijst bevat vooral vertaalde versies van de besproken geschriften  en de bijhorende wetenschappelijke inleidende literatuur.

Wat de auteur met zijn trilogie laat zien is dat er 1. ‘geen einde is aan het maken van vele boeken’ (door hemzelf geciteerd aan het begin); 2. dat geen enkel boek ‘origineel’ is maar altijd ook voortborduurt op een reeds bestaande geschriften; 3. dat al schrijvend elk nieuw geschrift ook de vorigen interpreteert; en 4. dat dit zowel binnen als buiten de reeks van canonieke boeken gebeurt. Door zelf als lezer deze elkaar uitleggende teksten (waarvan de oorsprong niet vast te leggen is, zoals de auteur terecht opmerkt op p. 325) ter hand te nemen, gaan wij ook zelf participeren in het vele eeuwen omspannende gesprek waarvan deze geschriften zowel bron als neerslag zijn. ‘Il n’y a pas de hors-texte’, schreef ooit de Frans-Joodse filosoof Jacques Derrida. Hij had een punt.

Dick Wursten


Daniël De Waele, Vergeten rijkdom. Joodse wereldliteratuur uit de klassieke oudheid. KokBoekencentrum Uitgevers Utrecht, 2022. 352 pp. € 26,99