Op 18 januari 2015 was Guus Kuijer te gast bij (wijlen) Wim Brandts in het boekenprogramma van de VPRO. Daar las hij het begin van deel 1 voor, en vertelde honderduit over zijn project. Wat ik erg mooi vond, is dat hij daar ook onthulde waar de eerste zaden voor dit project werden gelegd: in de protestants christelijke lagere school waar elke dag door de juf of de meester uit de bijbel werd verteld. Vooral het Oude Testament. Enkel rond Kerst en Pasen even onderbroken door de flarden evangelie. De jonge Guus hing aan de lippen van de verteller. Met zijn boeken wil hij precies dat bewerken voor de komende generaties, zodat die ook nog iets hebben met dat wonderlijke verhalenboek dat de bijbel is.
GUUS KUIJER, De Bijbel voor ongelovigen. Athenaeum – Polak & van Gennep, Amsterdam.
- deel 3 (Saul, David, Samuel en Ruth), 304 blz. 2013. ISBN: 9789025307356. € 12,50.
- deel 4 (Koning David en de splitsing van het rijk), 272 blz. 2014. ISBN: 9789025302375. € 19,99.
- deel 5 (De twee koninkrijken, Job en de profeten), 304 blz. 2015. ISBN: 9789025307523. € 19,99.
- Deel 6 Judit, Daniël, Suzanna en Ester. 256 blz.. ISBN: 9789025304287. € 19,99.
In 2013 en 2014 besprak K. Smelik in deze kolommen al deel 1 en 2: posifief [klik hier].
Naast deze bijbelse ‘hervertellingen’ moet u eigenlijk ook Kuijer’s boekje over God en het geloof (zijn ’theologie’) uit 2006 lezen: Hoe een klein rotgodje God vermoordde. Hierin laat hij niet alleen zien hoe godslasterlijk veel spreken over ‘God’ is, maar hoe zijn kritische, weerwoord-biedende, en explorerende manier van bijbel-lezen eigenlijk gewoon voortkomt uit… het echt lezen van de bijbelse verhalen. En lézen kan hij.
De auteur, een meesterverteller, is op z’n élan doorgegaan en produceerde sindsdien per jaar een nieuwe aflevering. Ook voor deze drie delen kan ik me aansluiten bij de positieve bespreking van Klaas Smelik van de eerste twee delen. Kuijer is niet geïnteresseerd in oppervlakkige sensatiebeluste hervertellingen, maar is een geïnformeerde en geëngageerde bijbellezer die wil doorgeven wat hemzelf heeft getroffen. Hij kent het boek al van kindsbeen aan en heeft zich voor zijn versie verdiept in de verhalen zelf, inclusief de historische en literaire context. Ook het vertelprocédé uit de eerdere delen is gehandhaafd. De bijbelverhalen worden verteld door de ogen van een bijfiguur uit het verhaal. Hierdoor wisselt het perspectief en kan Kuijer elementen aan het verhaal toevoegen om het dichterbij de 21ste eeuwse mens (gelovig of ongelovig, om die onverstandige onderscheiding maar eens te gebruiken) te brengen.
Zo worden in deel 3 de verhalen rond Samuël, Saul en David verteld door Seraja, adviseur van de Filistijnse koning en bewonderaar van het Joodse volk, een filosemiet. Een vondst, zonder meer. De bekende verhalen over de ark, de conflicten, de oorlog, David en Goliat, gezien door de ogen van een geïnteresseerde tegenstander, die qua levensbeschouwing/religie zijn afkomst van Kreta (= Griekse cultuur, ze heten niet voor niets vaak ‘Achis’) niet verloochent. Hij gelooft niet in een verbondsrelatie tussen een God en een volk, maar in de macht van het Toeval of de Noodzaak. Met zijn geboeide, ietwat filosofische, blik probeert Seraja te vatten wat het toch is dat die Joodse mensen en hun religie zo speciaal maakt. Zo legt hij een link tussen de Joodse godsbeleving en het feit dat de eigen geschiedenis zoveel betekenis krijgt dat men niet anders kan dan de verhalen herhalen, altijd maar weer. Het resultaat is te denken gevend, soms hilarisch, en altijd onderhoudend. Omdat in dit deel één verteller alles vertelt (inclusief de lovestory van Ruth en Boaz), is het een doorlopend verhaal geworden, een boek. Onbegrijpelijk is trouwens de zure oprisping van de Nieuwe Bijbelvertalers bij het verschijnen van dit deel, dat Kuijer plagiaat gepleegd zou hebben door te beginnen met een evocatie van de aambeienplaag die de Filistijnen teistert. Dat zou hij overgenomen hebben uit de NBV (1 Samuel 5). Nogal wiedes. Kuijer claimt ook geen originaliteit. Hij hervertelt en maakt dankbaar gebruik van détails en van de NBV, die hij geregeld citeert. Vaak zonder dat je het weet, expres, vervlochten in de lopende tekst. Terzijde: In deel 5 wordt deze vertaling als bron expliciet gemeld aan het begin van het boek.
Deel 4 is heeft het meest dramatische deel van het Oude Testament als onderwerp: David, zijn vrouwen, en de opstand van Absalom. In de bijbel zelf wordt het ook al geweldig goed verteld. Kuijer kiest nadrukkelijk voor het vrouwelijk perspectief. Hij begint met de tragedie van de zus van Absalom, Tamar (verkracht door haar halfbroer Amnon), voor wie Absalom het opneemt. Als in een detective moet die achterhalen wat er nu precies gebeurd is en komen de ingrediënten van de dynastieke strijd en de politieke spanningen, die leiden tot de burgeroorlog langzaam in beeld. Het tweede deel van het verhaal wordt verteld van uit het perspectief van Abigaïl, die zich ver verheven voelt boven Batseba en die een heel eigen kijk heeft op wat er rond David en Salomo allemaal is gebeurd. Zij wordt zich aan het eind van de rit zelfs bewust van de bias van haar eigen vertelling en reflecteert erop. Ze komt tot de vaststelling dat de verhalen eigenlijk vooral weergeven wat er in de geest van een mens gebeurt en dat is ‘zo waar, dat het vast wel ergens ooit is gebeurd’.
In deel 5 kan Kuijer het zich iets gemakkelijker maken. Hij heeft immers reeds vroeger de Achab-Elia geschiedenis herverteld vanuit het perspectief van Izebel. Dit boek is hier integraal opgenomen. Voor de rest van het verhaal krijgt Chulda, een profetes, het woord. Ook geen onbekende voor bijbelvaste lezers. Dat Kuijer haar samen met de bronzen slang, Nechustan, introduceert, bewijst eens te meer dat hij weet wat hij doet. Naast de verhalen over Hizkia, Josia etc. neemt zij en passant de verhalen van Jona (die ze als oude uitgebluste profeet ontmoet) en Job mee. In het laatste geval wordt de inhoud van het boek Job geëvoceerd middels een ontmoeting tussen Chulda en de schrijver van het boek Job. Zij was al een fan van het boek en had zich verbaasd over de vreemde literaire vorm. Ook circuleerden er verschillende versies. Zij praat daarover met de Schrijver (zo noemt ze hem), die ze in het geheim ontmoet, omdat hij gezocht wordt door de tempelpolitie. Op deze wijze schept Kuijer een kader om zowel iets over de raamvertelling als over de later ingevoegde redevoering te vertellen. Veelbelovende constructie, die echter na enige tijd toch niet draagkrachtig genoeg is om de lange citaten uit het boek Job te schragen.
In het zesde – volgens de auteur zelf het laatste – deel van zijn hervertelling van de Bijbel komen de jongste verhalen uit de bijbel aan bod: over Daniël en Ester (canonieke boeken). De verteller, die zichzelf bij het begin ‘Niemand’ noemt, blijkt een grote bewonderaar te zijn van Koning Cyrus die hij Messiaanse trekken toedicht (opnieuw een signaal dat Kuijer z’n bijbel kent). In het verhaal over Daniël wordt de vertelling van de badende Susanna en de ‘ouderlingen’ opgenomen. De verteller kan zijn anonimiteit niet langer handhaven als hij het gebeuren rond Ester (is het Dichtung, is het Wahrheit?) uit de doeken doet. Zelf genoemd naar Marduk, maar uit de stam van Benjamin, gaan hem de rillingen over het lijf als hij hoort dat Haman een Agagiet is. Ja, ik weet het, ik val in herhaling: Kuijer kent z’n klassieken. Deze vertelling is rijk aan détails en beslaat meer dan 200 bladzijden. Voor mij had het korter gemogen. Als voorsmaakje van deze hoofdvertelling laat Kuijer een babbelzieke slavin van Judit vertellen hoe zij Holofernes’ hoofd bemachtigde. Storend vond ik in het begin van het hoofdverhaal de gratuite actualisering (‘Willen jullie meer of minder Joden’ was de populairste vraag die de Babylonisch gezagsdragers stelden) en het gebruik van te moderne woorden (zoals ‘moderniteit’) door de ‘ik-persoon’, verteller. Gelukkig neemt daarna de vertelgeest bij Kuijer weer de overhand. Chapeau !
PS: Een inhoudsopgave is het enige dat ontbreekt. Tevens is het niet onmogelijk dat een Vlaming soms zal vallen over sommige Hollandse taalplatituden.
Dick Wursten