De Mette, Vanhee, Elias (eds), Ecce Philosophus. Leven en werk van Leopold Flam.

Drie door Flam-geraakte filosofen, Willem Elias, Tom de Mette en Jean Pierre Vanhee, hebben samen gepoogd leven en werk van Leopold Flam (1912-1995) voor niet-ingewijden toegankelijk te maken. Dit heeft geresulteerd in een boek van 543 pagina’s. Na een herdruk van de aankondiging van dit boek door De Mette, bijt Elias het spits af met een uitgebreide biografische schets van het leven van Leopold Flam in de vorm van ‘sprokkelingen’. Er wordt geput uit herinneringen, dagboekaantekeningen, correspondentie, anekdotes en teksten van Flam zelf (p. 23-211). Uit de biografische gegevens wordt duidelijk dat leven èn denken van Flam sterk bepaald zijn door zijn persoonlijke geschiedenis: Leopold was een zoon van twee Joodse ouders (inwijkelingen vanuit Lublin, nu Polen, toen Rusland). Hij groeit op in armoe in het vooroorlogse Antwerpen. Eigenzinnig, politiek geëngageerd en hyperintelligent verwerft hij in 1938 een licentiaat in de Wijsbegeert (RU Gent). In de oorlog zijn de Dossin-kazerne en Buchenwald zijn deel. Hij overleeft. Maar wat is je leven nog, als je zo’n gebeuren overleeft? Wat doet dat met je persoon, met je denken? In elk geval: een zeer persoonlijke, vrij denkende, anti-totalitaire visie op het leven kenmerkt zijn carrière (van onderwijsinspecteur geschiedenis tot professor filosofie aan de VUB). Elias maakt duidelijk dat zijn filosofie niet enkel hoogst persoonlijk was, maar ook onderdeel van zijn overlevingsstrategie. In het volgende grote opstel doet Jean-Pierre Vanhee een poging om Flam’s denken systematisch uit de doeken te doen (p. 215-305). Dat blijkt onmogelijk. Ook dit hoofdstuk is fragmentarisch en sterk biografisch. Hoe kan het ook anders bij een denker die het subject-zijn als ‘des Pudels Kern’ promootte. De titel die boven dit amalgaam staat, lijkt goed gekozen: ”Deze eer te mogen leven” (citaat van Nietzsche/Zarathustra). In z’n slotconclusie waagt Vanhee toch een algemene karakterisering en kenmerkt Flam’s filosofie als een radicaal subjectdenken met ontologische pretenties (p. 300). Hiermee is deel I (leven en werk) afgerond. Dan volgen twaalf korte opstellen, waarin de lezer kan meebeleven welke diepe sporen de ontmoeting met de filosoof Flam heeft nagelaten. De getuigenissen zijn persoonlijk, zeer verschillend, ook qua evaluatie, en grotendeels afkomstig van studenten die Flam in levenden/sprekende lijve hebben meegemaakt. Hij komt hierin naar voren als een charismatische persoonlijkheid, die niemand onberoerd raakt. Hij eiste de aandacht op en verontrustte. Velen voelden zich klein worden in zijn nabijheid, en menige slimmerik begon te twijfelen aan z’n eigen intelligentie als de woordenstroom van de erudiete professor bgon te vloeien, en hij moest vaststellen dat hij er geen touw aan kon vastknopen. Het lezen van zijn boeken hielp ook niet altijd, want – zo schrijft Vanhee (p. 215) in Flam’s universum kon je gemakkelijk verdwalen. Als zulke briljante koppen daar al moeite mee hadden, hoe zat dat dan met minder dialectisch begaafde studenten, vraag ik me dan af. Zowel qua vorm, inhoud en appreciatie (meestal ambivalent. het is geen hagiografie) zijn deze stukken zeer divers. Aangrijpend is het nooit voltooide opstel van Ralph Bisschops over Leopold Flam, het Jodendom en de Kabbala. Het is gepubliceerd in de onafgewerkte staat waarin het zich bevond bij het overlijden van de auteur. Ook de ontbrekende ‘afbeelding’ (afbeelding 2) is afgedrukt, d.w.z. niet afgedrukt. Na de persoonlijke getuigenissen (p. 308-490) volgen er nog twee toegiften. Een Nederlandse vertaling van een lezing van Flam uit 1972, gehouden op een colloquium over Nietzsche (Solitude et ‘étrangement’ de Nietzsche dans la Pensée de Heidegger, vertaald door Eliza Muylaert, p. 495-526. Erg soepel loopt de vertaling niet, maar ik ken het origineel niet en het Franse filosofenjargon uit die periode komt vaak dicht in de buurt van geheimtaal. Ook Flam doet daar vrolijk aan mee, met z’n neologisme ‘étrangement’, dat als bijwoord zelfstandig moet worden gehoord). Ik verneem dat Flam met deze lezing ook internationaal naam maakte. Uit de transcriptie van de discussie die volgde op de lezing, leid ik af dat de ‘naam’ die hij maakte, niet per se een positieve connotatie moet hebben. Als iemand als Bernard Pautrat Flam’s uiteenzetting als ‘zeer, zeer vreemd’ betitelt en Flam iets later verwijt dat hij Nietzsche laat buikspreken (‘terwijl u uitlegt dat u Nietzsche van binnenuit hebt doorgrond, hebt u hem in werkelijkheid overweldigd met een hoop referenties van buitenaf.’), dan geeft dat toch te denken. Google ‘Bernard Pautrat’ maar eens, zou ik zeggen. Ad bonam partem geduid: zijn lezing over Nietzsche werd als bijzonder subjectief ervaren. Hoe zou het anders kunnen voor een denker die het vrijdenkende ‘subject’ tot ontologische status heeft verheven. Het boek besluit met een in rubrieken ingedeelde bibliografie (p. 529-536) van de hand van Willem Elias. De doorheen het boek afgedrukte sfeervolle zwart-wit foto’s (van de tentoonstelling ‘Flamboyant’ uit 2012) geven goed het tijdsbeeld weer.

Summa: De bijzondere persoonlijkheid van Leopold Flam komt in dit boek goed uit de verf. Ieder mens is uniek, maar hij was dat klaarblijkelijk in het kwadraat, en zijn denken exponentieel. De filosoof met de hamer, Nietzsche, was niet voor niets één van zijn voorbeelden. Dat dient ook verstaan te worden als één van degenen die zijn leven zijn gebroken vorm gegeven heeft. Deze vaststelling impliceert naar mijn aanvoelen ook, dat de poging van de redacteurs om zijn leven en werk niet alleen te evoceren, maar ook te operationaliseren voor vandaag, tot mislukken is gedoemd. Wil een zo uitzonderlijk en authentiek denker als Flam ook na z’n dood nog mensen aanspreken die hem niet persoonlijk gekend hebben, dan moet het nagelaten oeuvre een even originele vorm en zeggingskracht hebben, als het daarin vervatte denken. Dit is slechts enkelen gegeven. De reeds genoemde Nietzsche bijvoorbeeld, of Kierkegaard. De overige denkers mogen blij zijn dat er leerlingen zijn, die geïnspireerd door de meester, zelf zijn gaan denken, doordenken. Zo leeft Flam voort in de auteurs van dit boek. Dat is niet mis. Het maakt van dit boek een monument, een memorial, een liber amicorum, zoalsTom de Mette het in zijn inleiding dan ook noemt.

Dick Wursten


DE METTE, Tom; ELIAS, Willem; VANHEE Jean-Pierre: Ecce Philosophus. Leven en werk van Leopold Flam. VUB-Press, Brussel: 2021. 543 pp. ISBN 978-94-6117-103-0