De Volder (Jan), Trialoog. met Malinsky, Hoet, Maftouhi

Een zekere kneuterigheid is het gevolg, een ons-kent-ons sfeertje: Drie mannen die elk van geloven hun beroep hebben gemaakt vertellen elkaar over hun geloof en de daarbijhorende visie op het leven en de wereld.

‘Trialoog’ is een niet bestaand woord maar men hoort de variatie op ‘dialoog’ : het gaat om het gesprek tussen de drie abrahamitische godsdiensten. Na de moord op islamleraar Mohammed Achrak in Antwerpen (2002) en de daaropvolgende rellen in Borgerhout vonden de gesprekspartners elkaar en begonnen hun ‘gesprekken’. Bovenal wilden ze in hun gesprekken laten zien dat ze vrienden waren. Samen bezochten ze in tal van scholen. Godsdienst, zo stelden zij, hoeft niet tot verdeeldheid te leiden, maar kan – ondanks alle verschillen – een  verbindende factor zijn in de samenleving.

Wie het boek leest, voelt meteen wat ze willen zeggen: de sfeer is ontspannen en ook als er fundamentele verschillen aan bod komen, is de toon beminnelijk. Tegelijk blijven de drie mannen wel heel erg in het ‘gelovige taalveld’, hoezeer ook de gespreksleider en redacteur (Jan de Volder, journalist bij Tertio en lid van San’ Egidio) zijn best doet om de welsprekende gesprekspartners af en toe een iets ruimere gedachtenwereld binnen te loodsen. Een zekere kneuterigheid is het gevolg, een ons-kent-ons sfeertje: Drie mannen die elk van geloven hun beroep hebben gemaakt vertellen elkaar over hun geloof en de daarbijhorende visie op het leven en de wereld.

Bij heikele onderwerpen wreekt zich dit. Als het over secularisatie (h.III) gaat is priester Hoet eigenlijk de enige die ook positief over dit verschijnsel spreekt. Verder is het: Jongeren die de gebaande wegen verlaten zijn ‘afvallig’ en even later krijgt de Vrijzinnigheid’ (en ‘hun scholen’: men bedoelt de scholen van het officiële net, de openbare scholen) de zwarte piet. Als het gaat over ethische en morele vragen (h.V) komt er een paternalistische ondertoon in het gesprek. Over democratie en theocratie/sjaria (p.122), over de positie van de vrouw (p.134, p.144), over homo’s (p.140) worden schokkende dingen gezegd en dat op een manier, die zelfs bij een goedwillende lezer een onaangenaam gevoel oproept. Ik had hier graag wat meer weerwerk gehad. Vrienden zijn er toch niet alleen om met je mee te praten, maar toch juist om je – als het erop aan komt – tegen te spreken. Het zou het boek ten goede zijn gekomen.

Tenslotte, voor het gebruik in het godsdienstonderwijs zijn er lessuggesties gemaakt op grond van dit boek. Deze kaderen in het leerplan roomskatholieke godsdienst en kunnen ook gebruikt worden om de studenten ‘interlevensbeschouwelijke competenties’ bij te brengen (= tools om constructief met levenbeschouwelijke diversiteit om te gaan). Hierbij wil ik toch met alle respect een vraagteken plaatsen. De drie gesprekspartners praten namelijk – wonderlijke vaststelling – maar zelden echt met elkaar. Zij presenteren hun visie (en vaak stellen ze die dan voor als ‘de’ visie van ‘hun godsdienst’, tamelijk monolithisch) op allerlei onderwerpen. Ze vergelijken die visies, stellen enthousiast vast dat ze het vaak met elkaar eens zijn, en gaan dan verder op een volgend onderwerp. Er wordt veel uitgelegd en constant geapologetiseerd, zowel voor de eigen overtuiging als voor verzamelde geloven. De ‘interlevensbeschouwelijke competenties’, zoals opgesteld door de inspectie in Vlaanderen mikken hoger: zij willen een houding van ‘empathisch luisteren’ aanleren, waarbij de anderen niet enkel mede/anders-gelovigen zijn, maar ook degenen die niet geloven (bijv. de humanisten – misschien een idee om die er de volgende keer bij te vragen? Het zou de interlevensbeschouwelijke meer body geven). Dit neemt natuurlijk niet weg, dat het feit dat deze drie prominente geestelijke leiders met elkaar praten, hun gesprekken publiceren en lachend met elkaar op de foto gaan, op zich een prachtig voorbeeld is van ‘interlevensbeschouwelijk samenleven’ in de praktijk.

Dick Wursten

Jan De Volder, TRIALOOG. Gesprekken tussen rabbijn Aharon Malinsky, priester Hendrik Hoet en imam Jamal Maftouhi. (Lannoo Tielt 2013)