Muziek zit tussen je oren, ed. E. Heijerman, A. van der Schoot

In dit boek zijn een aantal muziekfilosofische beschouwingen gebundeld, waarin nadrukkelijk de vraag wordt gesteld: Hoe komt het toch dat muziek voor ons, mensen, zoveel betekent? Het blikveld is ruim Naast Bach koment ook Keith Jarrett en Queen ter sprake, en de Renaissancemuziek, en Arabische muziek. Maar de basisvraag is steeds: waar komt die betekenis eigenlijk vandaan? Zit die in de muziek ? En wat bedoel je dan: hoe de componist het zich voorstelde, of de partituur, of de uitvoering? En is er dan iets objectiefs aanwijsbaar in de muziek dat die die ervaring van betekenis ‘genereert’? Kun je dat dan ‘overdragen’, aanleren? Of creëren wij zelf die betekenis, wijzen wij die toe aan de muziek die wij maken en/of horen, en is die betekenis dus ‘subjectief’. De titel stelt dat muziek ‘tussen onze oren zit’, maar wil daarmee niet zeggen dat de betekenisgeving enkel subjectief is, wel dat ze niet losgemaakt kan worden van de luisterervaring zelf. De samenstellers van de bundel willen bewust aandacht vragen voor dat heel banale, basale feit – dat vaak over het hoofd wordt gezien wordt in beschouwingen over ‘de muziek’ – namelijk dat er geen ‘muziek’ zou zijn als er geen muziek zou worden gemaakt (uitgevoerd, beluisterd). Er gebeurt iets met ons, fysiek, als we naar een muziekstuk luisteren. Er komen geluidsgolven ons lijf binnen via onze oren. Die prikkelen onze hersenen, zodat neuronen worden afgevuurd, etc. Het is dat zeer complexe bewuste luisterproces dat onze beleving van muziek zo intens kan maken. Luisteren is iets heel anders dan ‘passief klanken horen’. Ons brein is niet een ontvangsttoestel dat klanken registreert, maar doet iets met die klanken. Het laat ze tot ons spreken. Daarom betekenen zeiets voor ons. Die betekenis is niet aan te wijzen op een notenbalk, ook niet in het brein van de componist, of op een andere plaats. Wij ervaren die betekenis al luisterend – en voor muziekbeoefenaars: al muziek makend. Deze ‘luisterervaring’ principieel gebruiken als paradigma voor muziekstudie, is een tamelijk recente ontwikkeling in de muziekfilosofie, die lange tijd heel speculatief was en sinds de 19de eeuw ook leed onder de romantische gedachte van de ‘geniale kunstenaar’. Van deze visie op muziek neemt dit boek resoluut afstand. Hierdoor vervluchtigt het boek niet in abstracte verheven bespiegelingen, maar kenmerkt zich door dicht bij de luisterervaring van de mens te blijven.

Het boek is een vervolg op de eerdere collectieve uitgaves als Welke taal spreekt de muziek? (2005) en Muziek ervaren. Essays over muziek en filosofie (2014). De samenstellers (Albert van der Schoot en Erik Heijerman) willen met deze bundels een leemte invullen in het Nederlandse taalgebied, waar nauwelijks boeken te vinden zijn waarin op een filosofische manier over muziek gesproken wordt. Ze bevatten een staal van muziekfilosofische benaderingen die in ons taalgebied (Nederland en Vlaanderen) opgeld doen, en die op hun beurt ingebed zijn in de wereldwijde muziekfilosofische studie. De eerste opstellen zijn het meest concreet: ze evoceren ‘luisterpraktijken’ en proberen die te verhelderen, zodat we ook leren om ‘muziek te begrijpen’. Hans Fidom biedt zelfs een aantal ‘oefeningen’ aan om ons bewust te worden van ons eigen luisteren. Ze handelen bijvoorbeeld over het ‘ruimtelijk aspect’ van de muziek: de reële ruimte waarin de klank wordt gevormd (met interessante analyse van de verandering van ons luisteren ten gevolge van de gewenning aan geluidsopnames). Ze gaan in op de culturele en sociale context waarin de luisteraar de muziek ervaart (Tomas Serrien). Dat zegt ook veel over wat muziek eigenlijk is. Ja, ook het lichaam zelf, de biologie en neurologie komen aan bod. Muziek vindt nooit in het luchtledige plaats, en is ook altijd ingebed in een reeds (kort of lang) bestaande muziekuitvoeringspraktijk. Dat is de historische dimensie van muziek. Zich hiervan bewust worden – al luisterend en reflecterend – verrijkt de beleving van de muziek. Betekenis wordt cumulatief opgebouwd, en al musicerend en studerend (want er ontstaat geen muziek zonder ‘oefening’) uitgebouwd en doorgegeven. Ook leren we over de invloed van de retorica op de muziek in de barok (Gerard van der Leeuw) en komen Plato, Ficino en Edward Said langs om onze blik te verbreden, zowel historisch als cultureel. Een rijk boek, heel divers. De opstellen zijn onafhankelijk van elkaar leesbaar. Niet iedereen zal elk artikel evenzeer appreciëren, maar je krijgt door dit boek wel meer vat op het wonderlijke fysiek-geestelijke door en door historische fenomeen dat de ervaring van muziek is.

Dick Wursten

Erik Heijerman en Albert van der Schoot (red.), Muziek zit tussen je oren. Muziekfilosofische beschouwingen. Uitgeverij Damon, Eindhoven 2023. 177 blz. ISBN 9789463403467.