
Het boek. Deze uitgave biedt een vlot leesbare Nederlandse vertaling van acht Latijnse brieven die gewoonlijk worden toegeschreven aan Heloise en Abelard (p. 25-209). De teksten worden ingeleid middels een ‘Woord vooraf’ waarin de persoonlijke visie op deze tekst van de auteur wordt gemixt met achtergrondinformatie over de veronderstelde auteurs en de briefwisseling. In een ‘epiloog’ is de correspondentie tussen Heloïse en abt Petrus van Cluny na Abelard’s overlijden opgenomen (p. 211-224). Verder een tijdlijn, een plattegrond, eindnoten (zakelijke identificatie van citaten uit kerkvaders en klassieke auteurs, p. 230-236), en een beknopte literatuurlijst (p. 237-238). Heel sporadisch verschijnt er een verklarende voetnoot onder de tekst. De tekst spreekt voor zichzelf, meent de vertaler. Quod non.
De inhoud. Debrieven van Heloïse en Abelard (eerste helft 12de eeuw) zijn lang als een echte correspondentie tussen de twee genoemde personen beschouwd. De hoge literaire kwaliteit en de thematiek (een abdis, die vrijmoedig schrijft over seks en hoe ze ook na vele jaren die ene man maar niet kan vergeten) heeft hun relatie, en indirect dus ook deze tekst (maar vaak selectief en bewerkt) een cultstatus verleend. Ze staan naast Tristan en Isolde, Dante en Beatrice, Romeo en Julia in het collectieve geheugen van West-Europa gegrift. Begin 19de eeuw werden hun vermeende stoffelijke resten zelfs opgegraven en overgebracht naar Père-Lachaise (dat toen nog niet de cultstatus had die het nu heeft). Wetenschappers weten al lang (en in elk geval sinds een spraakmakend congres in Cluny in 1972), dat de tekst een literaire constructie is. Dat verandert veel, zo niet alles. Wie heeft die brieven geschreven? Met welke bedoeling? Was het één auteur, zoals een taalanalytisch onderzoek uit 2019 heel sterk suggereerde?[1] En hadden de echte Abelard en/of Heloïse hier nog iets mee van doen? En hoe is deze compositie (Vanaf het begin wordt de briefwisseling (inclusief brief nr. 1) als een geheel gepresenteerd) tot stand gekomen? De huidige majority view: Het klooster ‘De Paracleet’ (opgericht door Abelard, latere abdis Heloïse) moest een eigen stichtingsdocument hebben en een eigen ‘regel’. Deze tekst voorziet in beide. Hoewel dit de standaard theorie is, blijft het voor mij klinken als ‘bij gebrek aan beter’. Ik ben van mening dat dit van meet af aan een briljante ‘Bildungsroman’ is geweest. Thema: Hoe kun je vanuit een zondige (vleselijke) relatie samen tot God komen? De weg van de man en de weg van de vrouw zijn hierin verschillend – en de laatste kan niet zonder de eerste haar doel bereiken. Dat wordt in deze briefwisseling, a.h.w. live, getoond. Is dat denkbaar, zoiets, in die tijd? Ja, in de 12de eeuw kan dat. In hoeverre aan de teksten nog authentieke brieven van Abelard en Heloïse ten grondslag hebben gelegen, en of Abelard (en/of Heloïse) hier zelf nog de hand in hebben gehad, is een twistpunt, dat nog lang niet beslecht is.
De teksten. Debrieven zijn literaire, geleerde en artistieke (kunstige, kundige) creaties, die samen gelezen een sluitend narratief vormen. Zeer knap gedaan. Dat merk je niet enkel aan het veelvuldig citeren van bijbelteksten, kerkvaders, en auteurs uit de klassieke oudheid (o.a. Ovidius, Seneca, Lucanus in de brieven – zie de eindnoten, en de toelichting op p. 16), maar ook in het ritmisch karakter van het proza, het veelvuldig voorkomen van assonanties, alliteraties, en gelijkklinkende zinseinden. Beide protagonisten (maar let op: het is fictie) beheersen deze literaire kunstvorm tot in de perfectie. Over deze teksten is dus nagedacht. Er is aan gewerkt, geschaafd, gepolijst. Geen emotionele teksten dus, opwellend uit het gemoed bij het lezen van andermans tekst. En als dat wel wordt gesuggereerd (met name in de brieven van Heloïse), dan is ook dat een literary device to drive the message home.
De vertaling. De vertaler weet dit allemaal wel, en informeert de lezer in het ‘Woord vooraf’ hier ook wel over, maar houdt het allemaal erg licht en doet het ‘en passant’. Jammer. Deze publicatie was een uitgelezen kans om ook de ‘out-group’ eens degelijk te informeren over de wetenschappelijke vooruitgang die de laatste halve eeuw geboekt is op dit terrein.[2] Het zou de appreciatie voor en het begrip van de teksten ten goede zijn gekomen. Zelf suggereert de vertaler in het ‘Woord vooraf’ dat de beide auteurs (waarin hij toch de echte Heloïse en Abelard wil zien) als personages te beschouwen in een schrijf-experiment: Hoe kun je – als je afstand moet houden – elkaar toch nabij zijn binnen een passionele relatie. De brieven zijn het experiment, en bevatten de uitkomst. De vertaler is een echte Latinist (werkt mee aan de Nederlandse Cicero-vertaling). Zijn vertaling is vlot maar nogal vrij (parafraserend soms), en neigt tot popularisering. Ik ervaar verlies, maar dat is subjectief. Onderstaande passage uit brief 2 (eerste brief van Heloïse) geeft u de kans zelf uw oordeel te vormen.
You alone can make me sad, and only you can make me happy and console me. You alone owe me this great debt, now above all, when I have done all that you demanded, even to the point where, unable to refuse you anything, I found the strength to give up my own life at your command. What is more, and stranger still, my love reached such a pitch of madness that it sacrificed without hope of recovery the sole object of its desires, when, at your command and without hesitating, I changed my habit and my mind, to show that you alone possessed my body and my soul. | Solus quippe es qui me contristare, qui me laetificare seu consolari valeas. Et solus es qui plurimum id mihi debeas et nunc maxime cum universa quae iusseris in tantum impleverim ut cum te in aliquo offendere non possem me ipsam pro iussu tuo perdere sustinerem. Et quod maius est dictuque mirabile, in tantam versus est amor insaniam ut quod solum appetebat, hoc ipse sibi sine spe recuperationis auferret, cum ad tuam statim iussionem tam habitum ipsa quam animum immutarem ut te tam corporis mei quam animi unicum possessorem ostenderem. | Jij bent de enige die het in zijn vermogen heeft me pijn te doen, me gelukkig te maken of te troosten. En jij alleen bent me dit verschuldigd, zeker nu, nu ik zo ver ben gegaan in het opvolgen van alles wat je zegt dat ik het zelfs heb opgebracht om mezelf kapot te maken, omdat ik het niet over mijn hart verkreeg je op wat voor manier dan ook te kwetsen. Het is raar om te constateren dat mijn verliefdheid zich blijkbaar in zo’n ziekelijke stoornis heeft omgezet dat ik mezelf heb beroofd zonder enige hoop op herovering, van het enige waar ik in mijn verliefdheid naar verlangde. Op jouw bevel heb ik niet alleen direct van kostuum gewisseld[3] maar ook van karakter, om te laten zien dat ik niet alleen aan de buitenkant maar ook vanbinnen helemaal jouw bezit was. |
Mary Martin McLaughlin[4] | ‘Heloïse’ | Ramon Selles |
Een verrassing. Het interessantste deel van het boek vond ik de epiloog: de (echte) briefwisseling tussen abt Petrus van Cluny en abdis Heloïse. Die in het Nederlands te lezen was voor mij een openbaring, en een verademing ook, na de kunstige (maar ook wel kunstmatige) brieven die voorafgingen. De toon van de – ook zeer kunstige – brief van abt Petrus is warm, menselijk.[5] En er is iets in deze brieven dat in de ‘briefroman’ ontbreekt: het echte leven. Abelard wordt hier bijvoorbeeld gewoon bij zijn naam genoemd. Niet Abelard dus, maar Pierre (‘Petrus’, ‘Magister Petrus’ al dan niet met ‘noster’ erbij). En eindelijk is hij daar, der dritte im Bunde, de zoon van Pierre en Heloïse, Astrolabe. In de twee korte brieven van Heloïse blijkt zij naast moeder overste ook gewoon mama te zijn. Ze maakt zich zorgen om haar zoon nu z’n vader er niet meer is. Wil abt Peter hem niet adopteren, ‘zijn vader’ worden, en hem aan een baantje helpen (een ‘prebende’ voor hem bekomen)? Abt Peter antwoordt dat hij dat eerste graag wil doen, maar dat hij wat het tweede betreft niets kan beloven, maar hij zal z’n best doen. Als je dit leest, dan realiseer je je opeens nog iets: hun beider zoon speelt geen enkele rol in de 184 bladzijden die de briefwisseling tussen zijn ouders beslaat. Voor mij een extra argument om de brieven als een latere literaire fictie te interpreteren, want ‘zou een vrouw haar…’
Dick Wursten
Alleen maar woorden. Brieven van Heloïse en Abelard. Vertaald door Ramon Selles. Damon 2023. ISBN 9789463403429. 240 pp.
[1] Taalalgoritmisch onderzoek van Jeroen De Gussem: Collaborative authorship in twelfth-century Latin literature : a stylometric approach to gender, synergy and authority (proefschrift 2019, open access: https://biblio.ugent.be/publication/8634997/file/8634998.pdf).
[2] Een samenvatting is te vinden in Georges Duby, Edelvrouwen in de twaalfde eeuw (1995, vertaling van ‘Dames de France, 1992), hoofdstuk ‘Héloïse’ (p. 50-73). Naast een résumé van de discussie rond de authenticiteit van de brieven (non-partisan) krijgt u Duby’s lucide en pertinente reconstructie er gratis bij, mede onder verwijzing naar het baanbrekende en grondige werk van Peter von Moos.
[3] Deze seculariserende vertaaltendens bespeur ik wel vaker, ook in de epiloog, waar Heloïse om een kopie van ‘magistri Petri absolutio’ vraagt. De vertaling heeft ‘de vrijspraak van meester Peter’. Sorry.
[4] The letters of Heloise and Abelard : a translation of their collected correspondence and related writings tr. Mary Martin McLaughlin, ed. Bonnie Wheeler (Palgrave Macmillan, 2009). U kunt de Latijnse en Engelse tekst vinden op Epistolæ: Medieval Women’s Letters: https://epistolae.ctl.columbia.edu/letter/175.html
[5] Opvallend: de manier waarop in de briefroman de relatie tussen Abelard en Heloïse tot een hogere orde wordt bevorderd is verwant aan de wijze waarop abt Petrus zijn collega abdis troost.